Leestijd 10 minuten

In gemeenten spelen soms problemen op het snijvlak van sociaal domein en veiligheid waar lastig grip op te krijgen is. Denk aan zorgen over een groep jongeren waarvan andere bewoners overlast ervaren. Of een aantal bewoners met multiproblematiek waarvoor de huidige zorg geen passend aanbod lijkt te hebben en die tussen wal en schip raken. Gemeenten kunnen zich dan aanmelden voor een praktijkonderzoek van Movisie en Stichting Reindert. Zij gaan in gesprek met bewoners, ondernemers, professionals en vrijwilligers in de wijk, op zoek naar de onderliggende oorzaken én oplossingen voor de ervaren problemen. In dit artikel geven we een overzicht van de belangrijkste bevindingen in vijf gemeenten met concrete voorbeelden uit de praktijk.

 

 

 

 

 

‘Bewoners hebben weinig vertrouwen in de gemeente’

Afgelopen twee jaar ging Stichting Reindert en Movisie aan de slag in Montfoort, Lansingerland, Baarn, Uithoorn en Huizen. Na 12 tot 18 weken (afhankelijk van de vraag) praktijkonderzoek in de wijk(en) werd gaandeweg duidelijk wat de onderliggende oorzaken waren van de ervaren problematieken. En hoewel de aanvankelijke vraag van deze gemeenten verschillend was, toonden onze bevindingen veel overeenkomsten. We hebben de geconstateerde problemen en knelpunten in vier categorieën ingedeeld. Onderstaand hebben we deze op een rij gezet met daarbij een aantal concrete voorbeelden en oplossingsrichtingen.

I Relatie tussen inwoners en de gemeente

De relatie tussen inwoners en de gemeente bemoeilijkte in veel gevallen niet alleen oplossingen, maar is soms ook mede oorzaak van de ervaren problematiek. Bewoners ervaren weinig verbinding met de gemeente en hebben er mede daardoor weinig vertrouwen in dat de gemeente hun ervaren problemen zal oplossen. Niet voor niets. Zo was er in één gemeente een vrouw die al twintig keer melding had gemaakt van aanhoudende overlast en intimidatie waar tot dan toe geen enkele actie op was ondernomen vanuit de gemeente. Ook had zij geen andere respons gekregen. Vergelijkbare voorbeelden waren er ook in andere gemeenten.
In diverse gemeenten zagen we ook dat, onder andere bij jongeren, het vertrouwen ontbreekt dat er naar hen wordt geluisterd en dat de gemeente daar ook iets mee doet. Ook is meermalen geconstateerd dat de professionals van de uitvoerende instanties onvoldoende (zichtbaar) aanwezig zijn in de wijk en te weinig contact hebben met bewoners. Daardoor lukt vroege signalering van problematieken niet. Veel partners zijn naar binnen gericht en werken weinig outreachend.

Wat kan de gemeente hieraan doen?
Het antwoord ligt voor de hand. Zorg dat je als gemeente en uitvoerend professionals zichtbaar aanwezig en aanspreekbaar bent in de wijk en dat bewoners weten waar ze terecht kunnen. Dit lijkt een open deur, maar keer op keer komt dit in trajecten naar voren. Hoe kun je immers grip krijgen op jeugdoverlast en criminalisering als jongerenwerk amper functioneert en/of andere professionals zich weinig laten zien? Zoek mensen op en luister oprecht naar hun zorgen. En communiceer helder wat je wel, en ook wat je niet kunt doen. Leg in begrijpelijke taal uit waarom er bepaalde beleidskeuzes worden gemaakt. We hebben in de verschillende gemeenten diverse mooie voorbeelden gezien van hoe dit in de praktijk te doen is. Zo was er de boa die niet in de auto bleef zitten maar met de jongeren op het plein een potje voetbal meespeelde. En het wijkspreekuur van de burgemeester waar bewoners zonder afspraak konden binnenlopen en met haar in gesprek konden gaan. En de ambtenaar die op vrijdag in zijn gewone kleren de kroeg in ging om informeel bewoners te ontmoeten en spreken en zo hoorde wat er allemaal speelt.

Lees Meer Over Onze Werkwijze

 

 

 

 

 

‘Door een verkeerde aanpak vallen mensen tussen wal en schip’

II Samenwerking in de wijk

De professionals die werken in de wijk weten elkaar vaak onvoldoende te vinden. Verantwoordelijkheden worden vaak naar elkaar doorgeschoven en er is weinig samenwerking. De indruk is dat partijen langs elkaar heen werken. Dit heeft mede te maken met het feit dat gemeenten vaak niet met burgers direct spreken, maar dat keuzes en acties (of het nalaten daarvan) gebaseerd zijn op formulieren en procedures zonder het verhaal van burgers zelf te horen. In een extreem voorbeeld zagen we dat er in twee jaar tijd achttien hulpverleners rond één persoon bezig waren geweest, maar de persoon zelf nog niets verder was gekomen. Vanuit de gemeente was nooit met de (zwaar getraumatiseerde) persoon zelf gesproken, maar was op basis van formulieren de conclusie getrokken dat er niet zoveel aan de hand zou zijn.
De gemeenten blijken ook onvoldoende zicht te hebben op de actoren in de sociale basis (denk hierbij aan sleutelfiguren in de wijk, de kerk of moskee en de sportvereniging) en werken amper met hen samen. Een gemiste kans, want we zagen hier veel potentie. Zo spraken we in een gemeente een eigenaar van een poolbiljartcentrum die met veel jongeren een vertrouwensband heeft, maar jongerenwerk en gemeente wisten niet van haar bestaan. Ook zagen we meerdere malen dat er geen duidelijkheid bestond over wie waarvoor verantwoordelijk is en in actie zou moeten komen in bepaalde situaties. Daardoor blijven kwesties liggen of worden juist door te veel verschillende personen los van elkaar opgepakt. Door het gebrek aan onderlinge afstemming en samenwerking vallen mensen tussen wal en schip. Ze krijgen niet de juiste preventieve aandacht en ondersteuning en komen pas in beeld als ze overlastgevend gedrag vertonen, persoonlijke drama’s zich ontvouwen (bijvoorbeeld dakloos worden), als ze onveiligheid veroorzaken in de publieke ruimte of wanneer ze afglijden in criminaliteit. Kortom, als het te laat is.

Wat kan de gemeente hieraan doen?
De gemeente kan vanuit haar regierol de onderlinge samenwerking aanjagen en faciliteren. Zij kan zicht hebben op welke partijen actief zijn in de wijk en hen bij elkaar brengen. Dat begint bij elkaar leren kennen. Een simpel voorbeeld voor hoe dat kan is de zogenaamde ‘sirenelunch’, waar een keer per maand professionals uit de wijk en de gemeente een broodje met elkaar komen eten en elkaar informeel ontmoeten. Ook kan de gemeente het initiatief nemen voor contact met belangrijke mensen in de wijk (ook wel sleutelfiguren genoemd). Om hier serieus werk van te maken is het raadzaam om iemand binnen de gemeente hiervoor verantwoordelijk te maken of aan te stellen. Iemand die een brug kan slaan naar de inwoners en netwerken kan onderhouden en versterken. Iemand die relaties in de wijk aangaat en de ‘taal’ spreekt van de inwoners en die professionals in de wijk kan verbinden en samenwerking kan coördineren. In Montfoort werd hiervoor de aparte functie van ‘gebiedsmanager’ gecreëerd met een specifiek profiel.

III Wij-zij-sentimenten

Met de snelle bevolkingsgroei en toenemende diversiteit komen in de relatief kleine gemeenten niet alleen de woningmarkt maar ook de onderlinge verhoudingen onder druk te staan. In een aantal gemeenten zagen we dat er wij-zij-sentimenten ten grondslag lagen aan onvrede over leefbaarheid of ervaren onveiligheid. Jongeren blijken vaak een bron van irritatie bij andere inwoners. In een aantal gevallen begrijpelijk: bijvoorbeeld als jongeren met hun scooters over de stoep crossen, of na het uitgaan in de portieken plassen of er zelfs seks hebben, of bij drugsgebruik. Maar ook relatief onschuldige zaken kunnen irritaties oproepen. Bijvoorbeeld de jongere die vanuit een nabije stad verhuisd is naar de wijk en met een jas met bontkraag een blowtje rookt op het bankje in het park maar verder niemand kwaad doet. Een nieuw en onbekend fenomeen voor de inwoners in de kleine relatief dorpse gemeenten nabij een grote stad. ‘Stadse fratsen’ noemden inwoners in een van de gemeenten het afkeurend. Het viel op dat door inwoners maar ook door de professionals en ambtenaren van de gemeente over jongeren wordt gesproken alsof ze geen deel zijn van de wijk. Vaak geldt ‘onbekend maakt onbemind’. En dat geldt ook bij de komst van nieuwkomers (bijvoorbeeld vluchtelingen) in de wijk. Hetgeen zich soms uit in uitspraken met racistische ondertoon en ook uitsluiting en pesten, zelfs van kinderen op de basisschool.

Wat kan de gemeente hieraan doen?
Het is belangrijk om tijdig te kunnen signaleren of er spanningen zijn en wat daarvan de oorzaak is. Door hierop adequaat te reageren kan polarisatie en escalatie worden voorkomen. De hierboven genoemde ‘gebiedsmanager’ kan hier een goede rol in spelen. Waar sprake is van serieuze (individuele) problematiek en bijvoorbeeld jongeren verder dreigen af te glijden, is het belangrijk om hiervoor een sluitende aanpak in te zetten gericht op persoonlijke begeleiding en preventie. Ook is het dan belangrijk te investeren in contact en onderlinge verbinding tussen jongeren en bewoners. Datzelfde geldt voor nieuwkomers, bijvoorbeeld statushouders. Er is veel kennis beschikbaar over hoe je overbruggend contact succesvol kunt organiseren.
Ook het concept van publieke familiariteit kan hier behulpzaam zijn. Denk aan lichte, spontane en herhaalde vormen van ontmoeting in de buurt. Het creëren van (extra) ontmoetingsplekken die bijdragen aan onderlinge vertrouwdheid en thuisgevoelens van bezoekers kan hierbij helpen. Let wel, verschillende wensen en gewoonten voor het gebruik van die publieke ruimte kan ook een bron zijn voor conflict. Zorg dus voor een inclusieve voorziening, waarin de wensen en belangen van alle gebruikersgroepen zo goed mogelijk een plek krijgen. Maak ook afspraken over het gebruik, bijvoorbeeld over tijden en opruimen.

IV Invloed van landelijke/regionale fenomenen op de lokale context

Landelijke en regionale trends en ontwikkelingen hebben natuurlijk ook hun weerslag op inwoners van gemeenten. Met name bij jongeren kunnen deze een flinke impact hebben op hun gedrag. Denk aan biking, drillrap, ondermijning/criminaliteit en normalisering van drugsgebruik. Juist jongeren in een kwetsbare positie zijn vatbaar om zich daardoor te laten beïnvloeden. Jan Dirk de Jong legt in zijn rapport ‘Jongerenwerk voor de ‘2%’ (2022) uit dat ongeveer 2% van de jongeren valt onder doelgroep die ernstige overlast veroorzaken. Alhoewel het precieze percentage uiteraard zal verschillen per gemeente (of zelfs per wijk) gaat het erom dat er vaak een relatief zeer kleine groep jongeren is die een groot effect heeft op de lokale veiligheidsbeleving in de samenleving. In de gemeenten waar we actief waren, mondde dat regelmatig uit in overlastgevend of zelfs crimineel gedrag. Zo zagen we in een gemeente hoe jongeren onder invloed van negatieve rolmodellen aanzienlijk risico liepen om af te glijden in het criminele circuit. In dit kader kwamen we ook regelmatig het belang van inzetten op zorg en veiligheid op scholen én in de wijk tegen.

Wat kan de gemeente hieraan doen?
Vaak is er landelijk al veel bekend over de trends en ontwikkelingen en zijn er ook al aanpakken ontwikkeld voor preventie. Hier kun je als gemeente je voordeel mee doen. Daarnaast is het belangrijk om te investeren in het vergroten van de weerbaarheid van jongeren. Er is veel kennis beschikbaar over hoe dit te doen. Ook is het belangrijk om de ‘triggers’, de veroorzakers van de vatbaarheid goed in beeld te hebben. Zo zagen we in de gemeenten dat verveling, normalisering, armoede (snel geld), maatschappelijke druk, peer pressure en groepsnormen en negatieve rolmodellen veel invloed hebben op het gedrag van jongeren. Landelijk is er ook kennis voorhanden over hoe je dit kunt verminderen. Bijvoorbeeld over hoe positieve rolmodellen in te zetten, over normstelling, voorlichting, en over perspectief bieden aan jongeren.

Maatwerk

Voor elke gemeente is er maatwerk geleverd. Het onderzoek is telkens afgerond met een rapportage van de bevindingen en oplossingsrichtingen met onderbouwde kennis en goede voorbeelden waarmee de gemeente aan de slag kan. Dit zijn de bouwstenen voor het ontwikkelen van (preventief) beleid of een plan van aanpak. De afzonderlijke rapportages zijn na het informeren van de raad openbaar.

Lees het volgende artikel:

Praktijkonderzoek naar overlast jongeren in Lansingerland